2012-10-20

ANTWERPEN - Mooie woorden en goede wensen voor de jarige scheidsrechter, en daarna van de gasten op het feestje suggesties voor hoe hij knap en jong kan blijven. Zo was de bijeenkomst te typeren naar aanleiding van het 10-jarig bestaan van de Raad voor de Journalistiek op 17 oktober in Antwerpen. De ‘samenspraak’ tussen Raad, journalistiek en de academische wereld leidde tot overzicht, ideeën, en hier en daar onenigheid achter de paneltafel.

Voorzitter van de Raad Wim Criel opende de middag met te constateren dat de journalistiek er de afgelopen tien jaar niet op was achteruitgegaan, maar dat de Raad zijn taak van permanente motor tot discussie en reflectie op het vak draaiende moet blijven houden. En na een korte terugblik op 10 jaar ‘Raadswerk’ van secretaris-generaal Flip Voets - waaruit bleek dat het aantal klachten geleidelijk maar constant stijgt, tot 72 in 2011; dat een toenemend aantal klachten over onzorgvuldige internetpublicaties en inbreuk op privacy gaat; en dat een behoorlijk percentage (35) van de klachten minnelijk geschikt wordt - pikte UGent mediaprofessor Dirk Voorhoof tien krenten uit de uitspraken-pap.
 
Het waren soms klassiek journalistiek ethische dilemma’s, naar aanleiding van bijvoorbeeld VTM-stunts om als chauffeur van politicus Dedecker Marc Dutroux te bezoeken, of met een nepbom een EU-top binnen te wandelen. Maar ook waren het grensverleggende uitspraken over de aantasting van de privacy van rouwende of door de pers gemaltraiteerde BV-ers. Maar de grootste verdienste van de Raad bleek dit voorjaar bij de journalistieke afwikkeling van het busongeluk in Sierre. De Raad bereikte een minnelijke schikking tussen al te voortvarend foto’s-publicerende media en diep-verdrietige en -verontwaardigde ouders, met een openbaar excuus van de media en een afspraak om dergelijke excessen te voorkomen als gevolg. ‘Voorwaar een uitzonderlijke prestatie van Flip Voets,’ memoreerde voorzitter Criel. Hij wilde niet bedenken welk een pijnlijke gedragingen de Raad anders van een uitspraak had moeten voorzien.
 
In een (door Tim Pauwels, nieuw benoemd manager beroepsethiek bij de VRT, geleide) samenspraak over heden en toekomst van de rol van de Raad bij de journalistieke zelfreflectie toonden zich echter de praktische rafelranden. Kuddegedrag, werkdruk en het pragmatisme, van ‘iedereen doet het dus kan het niet fout zijn’, zorgen voor journalistieke uitschuivers op momenten van grote hectiek. Dat constateerden de hierover nog eensgezinde panellisten Tom Naegels (ombudsman De Standaard), Frederik De Swaef (hoofdredacteur Story en lid van de Raad), professor Katia Segers (voorzitter VRM) en André Linard (secretaris-generaal Conseil de déontologie journalistique). Maar waar Naegels vervolgens pleitte voor een steviger, door de Raad opgestelde richtlijn om, bij voorbeeld, rouwende ouders niet lastig te vallen, stelde De Swaef dat hij Story dan direct zou adviseren niet meer met de Raad mee te werken. ‘Het is goed nu,’ zei De Swaef.
 
Linard pleitte toch voor meer tanden voor de Raad, eventueel inclusief het opleggen van sancties. Maar altijd pas nadat redacties voldoende doordrongen zijn van het belang en de rol van de Raad. ‘Als zelfregulering niet goed werkt bestaat het risico van politieke interventie,’ waarschuwde hij.
 
En dus klonk unisono de roep om meer training in media-ethiek, op de journalistieke opleidingen maar ook binnen mediabedrijven. ‘Deze moeten de ruimte geven voor permanente vorming op dit vlak,’ zei professor Segers, ‘en mediawijsheid voor gebruikers moet bevorderd worden.’ Ook werd geconstateerd dat de Raad te weinig zichtbaar is bij het grote publiek. ‘Overigens niet bij BV-ers’, grapte De Swaef.
Er waren suggesties voor kortere ‘doorlooptijden’ van klachten, zodat sneller tot een uitspraak gekomen kan worden. Ook voorzagen enkele panellisten de mogelijkheid van een ombudsman bij de diverse media zelf, om de Raad als een soort ‘beroepsinstantie’ te kunnen gaan gebruiken indien een medium er met een klager niet kan uitkomen. Of net zoals in Duitsland de mogelijkheid geschapen zou moeten worden dat iedereen een klacht kan indienen, ook al is hij/zij geen direct benadeelde, leidde dan weer tot onenigheid tussen werkveld en academici. ‘Nuttig’, zei Segers. ‘Twijfelachtig,’ volgens De Swaef.
Maar dat de Raad een gekende toegevoegde waarde heeft, daarover waren de samensprekers het deze middag eens. Linard citeerde tot slot een spreuk aan zijn kantoormuur om de rol van de Raad te illustreren. ‘Geef mij verplichtingen en ik kan mijn kunst sublimeren!’
 
Auteur: Margo Smit