Vier jaar in het maquis
“Het is schrijnend hoe de Vlaamse media kansen links laten liggen om zich te ontpoppen als een kritische waakhond.”
(Brussel, 10-12-2007) - Het Fonds Pascal Decroos is een nobele instelling. Niet in termen van middelen en huisvesting. Zeker niet, want het fonds is schamel gesubsidieerd. Directeur-meesterkok Debruyne zal het niet graag horen, maar hij heeft iets van Don Quichotte. Vanuit zijn zolderkamer aan de rand van de stad tracht hij met zijn fonds, tegen alle trends in én met een steunbudget van nauwelijks 125.000 euro (of ongeveer 5 miljoen BF), de kwaliteit van de Vlaamse nieuwsmedia op te krikken. Dat dit onbegonnen werk is, hoeft geen commentaar. Toen Debruyne twee jaar geleden in de Mediacommissie van het Vlaamse Parlement een overzicht gaf van de activiteiten van het fonds, riep één van de parlementariërs: “Proficiat: u bent heel gedreven en doet op heel korte tijd ongelooflijk veel,” en hij voegde er meteen aan toe: “met weinig geld.” Vlamingen zijn noeste werkers en Debruyne is afkomstig van de Westhoek, maar de omvang van het budget van het fonds staat haaks op de ambities. Het zegt veel over wat de Vlaamse overheid wil spenderen aan de bevordering van kwaliteits- en onderzoeksjournalistiek.
Ik had het voorrecht om vier jaar lang als een complice du maquis in de jury van het fonds te zetelen. Het was een ontzettend leerrijke ervaring, niet omdat de jury gehuld was in een nevel van mysterie. Voor mij mag die geheimhouding overigens onmiddellijk stoppen. Het Fonds heeft niets te winnen met sectaire geheimdoenerij. In deze en andere beoordelingscommissies oordelen juryleden in eer en geweten én met veel kritische verantwoordelijkheidszin. Al was het maar omdat hun eer op het spel staat.
Maar los daarvan, mag het Fonds erg fier zijn op wat het de afgelopen jaren realiseerde. Of beter, hielp realiseren. Want het Fonds is vooral een receptieve instelling. Het Fonds hangt af van wat journalisten - veelal kwetsbare freelancers die hun stukken dienen te verkopen aan commerciële nieuwsmedia - aanbieden. En dat blijft een heikel punt. De afgelopen jaren was de spoeling opnieuw dun, soms echt flinterdun. De missie om bijzondere en onderzoeksjournalistiek te steunen is breed, zeker, maar een reisagentschap is het fonds niet. Journalisten trekken liever naar het Zuiden om de positie van moslima’s te onderzoeken dan dat ze hier, één straat verder, nieuws gaan maken. En wat doe je als een aanvraag langs alle kanten rammelt? Wanneer het opzet rommelig en onduidelijk werd geformuleerd? Wat doe je als er geen onderzoeksmethode te bespeuren valt? Of wanneer de methode haaks staat op de doelstelling? Hoe, denkt u, reageert een jury wanneer de indieners zich zelfs niet de moeite getroosten om hun project even kritisch op taal na te lezen? In andere gevallen moeten indieners tegen zichzelf beschermd worden. Wat als een beginnende freelancer maandenlang in een aartsgevaarlijke Afrikaanse gevangenis wil gaan vertoeven? Goedkoop project in termen van huisvesting, maar intussen weten we zo goed als niets af van het bonte gevangenisleven, hier wat verder in Sint-Gillis en Vorst.
Het Fonds promoot geen parochialisme. Ver daarvan. De lijst van goedgekeurde projecten bewijst het tegendeel. Maar het niveau van de aanvragen moet omhoog, zeker in termen van relevantie, methode, stijl. De jury reageerde de afgelopen jaren alvast door scherpere keuzes te maken. In vier jaar tijd werden zowat 400 projectaanvragen ingediend, waarvan we gaandeweg steeds minder projecten goedkeurden. Dat was een bewuste keuze: strenger selecteren en de beste projecten royaler honoreren. Terwijl de jury in 2003 nog 45 op 103 aanvragen goedkeurde, of 44%, zakte het aandeel vervolgens verder weg. In 2006 werd nog maar één vierde van de projecten geselecteerd. In dezelfde periode steeg de toegekende steun per project, van 3000 tot 5.500 euro.
Dit blijven schamele bedragen, zeker wanneer we dit vergelijken met wat buitenlandse fondsen spenderen. Het zijn ook bedragen die de precaire situatie van freelancers niet structureel verbeteren. De steun van het Fonds blijft een druppel op een hete plaat. Voor een onderzoeksjournalistiek stuk in een leidinggevend informatieweekblad krijgen freelancers 125 euro per pagina, bruto wel te verstaan. Dat zegt genoeg. Geen wonder dat jonge enthousiaste freelancers snel het schip verlaten. Het verloop is groot, onderzoekservaring vloeit voortdurend weg. Meteen één van de pijnpunten voor een kritische onafhankelijke journalistiek in Vlaanderen. Hogere lonen en een standaardovereenkomst, alsook een betere bescherming van freelancers binnen de beroepvereniging zouden veel kunnen bijdragen aan dit probleem.
Ondanks de erg beperkte middelen, denk ik, is de balans van het Fonds positief. Natuurlijk lopen niet alle projecten goed af, maar het Fonds lag mee aan de basis van heel wat belangwekkende artikels, reportages en boeken. Zo publiceerde MO* in 2005 een dossier over de buitenlandse inlichtingendiensten in België met een voorpublicatie van het boek Vrij spel. Beide van de hand van Kristof Clerix. Van John Vandaele verscheen bij Houtekiet Het Recht van de Rijkste, een goed gedocumenteerde analyse van de macht van internationale instellingen in het kader van discussies over democratie en globalisering. Pascal Verboven wierp een erg leerrijke blik op Wallonië, migratie en persoonlijke geschiedenis (Arm Wallonië). De recente Belgische buitenlandpolitiek, niet in het minst het conflict met de VS van Bush Jr., werd uit de doeken gedaan door Jan Balliauw. Nico CrolsMarleen Teugels en brachten een sterk, en dus bijna per definitie controversieel staaltje onderzoeksjournalistiek met internationale allures over asbest. Teugels’ asbestproject, dat in Knack verscheen, werd genomineerd voor de Dexia Persprijs. Uiteindelijk zou haar reeks leiden tot de oprichting van het Asbestfonds, een initiatief van de regering om asbestslachtoffers vooralsnog een vergoeding uit te keren. Er waren verder nog sterke dossiers over de NMBS (van Paul Huybrechts), kernenergie (Kees van den Bosch), biotechnologie (Kim De Rijck), extreem-rechts in Europa (Rinke van den Brink), enz. Enkele van deze projecten werden genomineerd voor pers- en andere prijzen. Zo ontving Geesten van het Avondland van Rudi Vranckx, Ina Maes en Inge Vrancken de ABN Amro Bank Prijs voor het beste non-fictieboek.
Het Fonds kan alvast niet het verwijt krijgen groen licht te geven aan maatschappelijk onbelangrijke projecten. Spijtig genoeg krijgen niet alle door het Fonds gesteunde onderzoeksprojecten de aandacht die ze verdienen. Dit was zeker het geval voor De Uitverkoop van het ACW van Didier Verbruggen, een schoolvoorbeeld van nauwgezette, belangwekkende onderzoeksjournalistiek die gebruik maakt van bronnen die journalisten doorgaans aan zich voorbij laten gaan. De jury stelde zich herhaaldelijk de vraag waarom een dergelijk sterk staaltje bijzondere journalistiek zélf geen nieuws wordt en het publieke debat aanzwengelt. Was het boek te moeilijk, de teneur te ernstig, de inhoud te explosief?
Of zijn onze nieuwsmedia eenvoudigweg niet geïnteresseerd of gediend met dit soort onthullingen? Iedereen kent de litanie van de problemen van de Vlaamse nieuwsmarkt. Met een bevolking van ongeveer de helft van de Parijse regio is Vlaanderen inderdaad te klein voor sterke persondernemingen, die hun journalisten de tijd en middelen kunnen geven om kwaliteits- en onderzoeksjournalistiek te verrichten. Dat is de theorie én de praktijk. Maar intussen is het schrijnend hoe de Vlaamse media heel wat kansen links laten liggen om zich te ontpoppen als een kritische waakhond. De Wetstraat is belangrijk, zeker, maar daarbuiten zijn heel wat andere cenakels van macht, intrige, conflict. En daar vernemen we doorgaans bitter weinig over. Wat weten we van de machtsverhoudingen, de schandalen, het lobbywerk, hier wat verder in en rond de Europese politieke instellingen? Wie screent op een systematische wijze het gerechtelijke apparaat, afgezien dan van het spectaculaire Hans Van Temscheproces? Bestaat er in Vlaanderen een kritische journalistiek over het bedrijfsleven, de academische wereld, de kerk? De vingers jeuken, bij heel wat journalisten. Maar de stap naar gedegen onderzoeksjournalistiek blijft moeilijk. De jury speelde voortdurend met de idee om zelf lijsten van hot issues en nieuwe taboes op te stellen en die uit te besteden, op het gevaar af zelf als agenda-setter te gaan optreden. Waarom niet?
Tekts en biografie in pdf (pdf, 197 KB)