2008 – 2011: Krediet-crisis, bankencrisis, economische crisis, Arabische crisis, eurocrisis, crisis in de reclamesector met als gevolg besparingen en saneringen. Daar kwam een mediacrisis bovenop als gevolg van dalende reclame-inkomsten en de wurgende greep van online media. De zenuwachtigheid in de mediahuizen was groot: redacties werden al dan niet grondig herschikt, meer teksten voor meer bijlagen moesten door minder mensen worden geproduceerd. Trees Verleyen, docent Media-actualiteit aan de Lessius Hogeschool Mechelen, vertelt over haar ervaring als jurylid van het Fonds Pascal Decroos.
De afgelopen vier jaar was een periode met meer dan ooit nood aan degelijke duiding bij die economische, maatschappelijke en politieke evolutie. Tegelijkertijd waren het geen omstandigheden waarin mediabazen de neiging hadden om hun journalisten lange tijd vrij te stellen voor arbeidsintensieve onderzoeksjournalistiek. Een Catch-22?
Reguliere mediabedrijven en individuele journalisten kunnen voor hun diepgravend en kritisch onderzoek gelukkig rekenen op het Fonds Pascal Decroos. Het aantal aanvragen - maar gelukkig ook de kwaliteit van die aanvragen – steeg de afgelopen jaren spectaculair. Dat is tegelijkertijd een zorgwekkende én hoopgevende evolutie. Zorgwekkend, omdat de mediabedrijven blijkbaar niet altijd de middelen ter beschikking stellen voor grootschalig onderzoek. Hoopgevend, omdat individuele journalisten kennelijk nog altijd willen investeren in bijzondere projecten en omdat professionals bereid zijn tijdelijk minder salaris maar meer ademruimte te hebben om een journalistieke droom waar te maken.
Voor de jury van het FPD is het altijd moeilijk, zo niet onmogelijk om fair in te gaan op alle aanvragen. Het is telkens zorgvuldig afwegen wie welk bedrag kan ontvangen. In de laatste juryvergadering waren 30 aanvragen te beoordelen voor een bedrag van 251.454 euro. Wij konden maar 30.000 euro toekennen, of zowat 1/8 van het gevraagde budget. Welke pogingen je als jury ook onderneemt om objectieve en eerlijke criteria te hanteren, altijd moeten er harde keuzes worden gemaakt.
Zo verlegden de discussies over de wenselijkheid van een project zich van het redactielokaal naar de juryvergadering van het Fonds. En net zoals bij een redactievergadering sneuvelden projecten, hoewel ze waardevol waren. Soms omdat er andere prioriteiten waren, soms omdat er te veel voorstellen rond hetzelfde thema werden aangeboden. De vele projecten rond de 50ste verjaardag van de onafhankelijkheid van Congo in 2010 was daar een frappant en logisch voorbeeld van.
Al zag ik net als alle andere juryleden wel mijn inhoudelijke dada’s graag bekroond. Gelukkig waren we met zijn vieren om elkaar attent te maken op een te eenzijdige visie. Er werd stevig en principieel geargumenteerd over de relevantie van voorstellen, over de reële subsidienood van een gereputeerd journalist of van een kapitaalkrachtig mediabedrijf, over extra aandacht voor starters. We beseften maar al te goed dat we noodgedwongen veel aanvragers zouden frustreren. Hebben we fouten gemaakt bij de toekenning van beurzen? Mogelijk wel, al waren we niet te beroerd zo nu en dan onze mening te herzien, na een betere argumentatie of begroting bij de voorstellen. Dat je dat alles in anonimiteit kunt doen, is geen teken van lafheid, het maakt je onafhankelijkheid als jury groter. Ik durf beweren dat we als jury in alle integriteit de schaarse middelen efficiënt hebben ingezet en veel genres van veel mediabedrijven hebben ondersteund, met oog voor geografische en thematische diversiteit. Een kanttekening: radioreportages waren daar – tot mijn persoonlijke grote spijt – niet bij.
Het is duidelijk dat er meer dan ooit nood is aan extra aandacht en financiering voor onderzoeksjournalistiek in Vlaanderen. Wie die moet voorzien, daar valt over te debatteren. De Vlaamse overheid moet wel beseffen dat journalistiek bedrijven naast een maatschappelijk onmisbare onderneming ook een belangrijke economische factor is en dus de ondersteuning daarom meer dan waard. Onderzoeksjournalistiek vervult een essentiële democratische rol. Het debat over structurele ondersteuning aan bijzondere en kritische journalistiek moet zonder uitstel worden gevoerd. En daar kan en moet het FPD als onafhankelijke en competente partner een cruciale rol bij spelen.
Tot slot nog even dit voor de nieuwe juryleden: het is absoluut een voorrecht al in een vroege fase kennis te mogen maken met de vele interessante voorstellen die rijpen in de geesten van gedreven journalisten, hoe frustrerend het ook is ze niet allemaal te kunnen ondersteunen. Ik wens daarom onze opvolgers veel moed en inzicht toe.
Auteur: Trees Verleyen
docent Media-actualiteit Lessius Hogeschool Mechelen