Dat Mohamed ElBaradei, het voormalige hoofd van het Internationaal Atoomagentschap, zich heeft teruggetrokken uit de race naar het Egyptische presidentschap, versterkt het gevoel dat het niet gauw goedkomt met een democratisch Egypte, zegt Chams Eddine Zaougui.
Op 23 juli sprak een Egyptische officier deze geruststellende woorden uit op de radio: ‘Ik verzeker het Egyptische volk dat het leger in staat is om in het nationale belang te handelen, trouw aan de grondwet en wars van eigenbelang.’ Het was het jaar 1952. En de persoon aan het woord was Anwar Sadat. Maar het konden, merkwaardig genoeg, evengoed de woorden zijn van veldmaarschalk Hussein Tantawi, de huidige de facto machthebber van Egypte. Ook hij heeft de Egyptische bevolking, namens de Hoge Raad van de Gewapende Strijdkrachten (SCAF), al verschillende keren op het hart gedrukt dat het leger niet uit eigenbelang handelt. En ook hij draait, net als Sadat zestig jaar geleden, de bevolking een rad voor ogen. Een jaar na het uitbreken van de revolutie op 25 januari 2011 is het gevoel van een politieke lente namelijk nog altijd ver te zoeken in Egypte. En wat zorgwekkender is: de brutaliteit en hybris van het Moebaraktijdperk lijken terug van weggeweest.
De Amerikaanse journalist Mark Danner zei ooit dat politiek geweld een hard en koud licht werpt op de werkelijke drijfveren van een regime. Het is alsof je een ‘stethoscoop legt op het naakte lichaam en luistert naar de onderliggende werkelijkheid’. In dat geval is het duidelijk dat het Egyptische leger de revolutie wil laten mislukken. De reden is eenvoudig: alles wat zijn positie en enorme economische privileges op de helling zet, is absoluut uit den boze. Dat verklaart waarom het, toen de volksopstand een hoogtepunt bereikte, weinig moeite deed om Hosni Moebarak te behouden: door hem op te offeren, konden de militairen hun eigen vel redden. Eigenbelang is dus wel degelijk de voornaamste drijfveer van het leger. En zoals het geweld van de afgelopen weken aantoont, zijn ze bereid zeer ver te gaan om te vermijden dat iemand hen kortwiekt.
Opgehitste soldaten
Op een persconferentie in het Syndicaat voor Journalisten in Caïro, waar verschillende revolutionaire bewegingen samen reageerden tegen de heropflakkering van geweld, zag ik beelden van de hardvochtige acties tegen betogers. Het waren amateurbeelden, de meeste gefilmd met een mobiele telefoon. En het was geen fraai gezicht: jonge, opgehitste soldaten met matrakken die hevig tekeergaan tegen betogers; mannen in burger die vanuit een groep soldaten willekeurig schieten op vluchtende betogers (geen rubberkogels deze keer); een jongeman wiens gezicht tot pulp was geslagen en die met gezwollen lippen probeert uit te leggen wat er gebeurd is; verkoolde en verminkte lijken van betogers die ergens in de gang van een ziekenhuis liggen.
Af en toe werden die schokkende beelden afgewisseld met fragmenten van de recente SCAF-persconferentie, waarbij generaal Adel Emara staalhard ontkent dat het leger ook maar iets met het geweld te maken heeft. Het effect was grotesk maar doeltreffend. ‘Het leger zal nooit geweld gebruiken tegen betogers’, verklaarde Emara zonder enige schroom, ‘ook al worden we geprovoceerd’. Nadien werden forensische close-ups getoond van lijken met schotwonden in de borststreek en in de nek. Veel mensen in de zaal reageerden verontwaardigd, kwaad.
Maar het zijn niet alleen activisten die de gesel van de macht voelen. De voorbije weken viel het leger verschillende ngo’s binnen, die zich inzetten voor democratie en mensenrechten. Militairen confisqueerden computers, documenten en camera’s. Zogezegd op verdenking van financiële fraude en omdat ze de ‘instabiliteit’ ondersteunen. Ook kritische privé-zenders die de euvele moed hebben om het excessieve geweld van het leger aan de kaak te stellen, voelen constant de hete adem van de nieuwe machthebbers in hun nek. Eén keer ging het leger zelfs zo ver, dat het een live-uitzending onderbrak, waarbij je de presentator eerst verbaasd ziet wegkijken van de camera en plots achter het testbeeld ziet verdwijnen. Het voorval is bijna symbolisch voor het post-Moebarak-tijdperk: elke herwonnen vrijheid kan ieder moment, als het leger dat wil, opnieuw aan banden worden gelegd.
Partijtje bowling
De reactie van Washington is tekenend. In het openbaar worden de Egyptische generaals op de vingers getikt. Hillary Clinton, de minister van Buitenlandse Zaken, was woedend toen ze de beelden zag van de ‘vrouw met blauwe bh’ (een groepje soldaten scheurden een activiste de kleren van het lijf, sleepten haar over de grond en stampten vervolgens op haar buik). En Leon Panetta, de minister van Defensie die enkele maanden geleden nog wat tijd vrijmaakte voor een partijtje bowling met Tantawi, liet weten dat raids tegen ngo’s echt niet kunnen.
Maar wat betekenen die veroordelingen werkelijk? Bitter weinig. Achter de schermen blijven de veiligheidsdiensten van de VS en Egypte op goede voet staan met elkaar. Egypte, zo lijkt het, is een veel te belangrijke regionale bondgenoot om zijn militaire leiders zomaar aan de kant te schuiven. Met andere woorden, de kans dat de VS het jaarlijkse militaire steunpakket van 1,3 miljard dollar – dat het Egyptische leger inmiddels als zijn geld beschouwt – zal gebruiken om de SCAF tot concessies te dwingen, is klein. Even cynisch is dat de Amerikaanse autoriteiten export-licenties verstrekten voor wapentransporten van traangas en andere niet-dodelijke wapens naar Egypte. En dat op het moment dat het leger buitensporig geweld gebruikte tegen demonstranten.
Veel Egyptenaren en analisten hopen dat de verkiezingen verandering zullen brengen. De eerste vrije verkiezingen, die wellicht eind februari aflopen, verlopen uiteindelijk vrij ordelijk en zonder geweld (we laten de labyrintische complexiteit even buiten beschouwing). En toch: net als in 1952 is het gevaarlijk te denken dat het leger zijn lot volledig in handen zal leggen van een democratisch verkozen parlement. Het is anno 2012 nog altijd wachten op een radicale en geloofwaardige breuk met het verleden.
Auteur: Chams Eddine Zaougui
Dit opiniestuk werd eerder gepubliceerd in De Standaard.