2008-02-22

BRUSSEL - Het boek houdt de wet van 7 april 2005 tot bescherming van de journalistieke bronnen tegen het licht. De standpunten over de kwaliteit van de wet lopen nogal uiteen en er bestaat twijfel of de wet het juiste evenwicht garandeert tussen de belangen van justitie en de bescherming van de persvrijheid. Dit boek ontrafelt de wet en is een leidraad voor al wie met het journalistieke bronnengeheim te maken krijgt. De bijdragen zijn van Koen Lemmens, Pol Deltour, Gerard Schuijt en Dirk Voorhoof.

Op 29 juni 2007 werd de Belgische staat door de rechtbank van Brussel veroordeeld omdat een onderzoeksrechter de opdracht had gegeven om het telefoonverkeer van een journaliste van De Morgen retroactief te controleren. Op 27 november 2007 werd België door het Europees Mensenrechtenhof veroordeeld omdat in het Brusselse kantoor van het weekblad Stern en bij journalist Hans-Martin Tillack documenten, computers en telefoons in beslag waren genomen. Twee voorbeelden waaruit blijkt dat de Belgische justitie zich tot voor kort weinig gelegen liet aan het journalistiek bronnengeheim. In 2003 werd België ook al eens veroordeeld door het Mensenrechtenhof voor een inbreuk op dat journalistiek bronnengeheim.

Maar nu is er een wet die de puntjes op de “i” zet en (vertrouwelijke) bronnen van journalisten beter beschermt.

Dit boek houdt de wet van 7 april 2005 tot bescherming van de journalistieke bronnen tegen het licht. De standpunten over de kwaliteit van de wet lopen nogal uiteen en er bestaat twijfel of de wet het juiste evenwicht garandeert tussen de belangen van justitie en de bescherming van de persvrijheid.

De wet, die ondertussen al twee keer is gewijzigd, roept tal van vragen op. Wie kan de bescherming van de wet inroepen? Wat zijn journalistieke bronnen? Op welke soort inlichtingen, informatie en documenten is de wet van toepassing? Wat is de draagwijdte van de bescherming voor journalisten en redactiemedewerkers? Beschermt de wet de journalist tegen civielrechtelijke schadeclaims als hij onzorgvuldig omspringt met anonieme, onbetrouwbare getuigen of zijn bronnen niet grondig checkt? Geldt het verschoningsrecht ook als de gepubliceerde informatie manifest onjuist is, of een aperte inbreuk op de privacy is of als de informatie blijkbaar via het plegen van een misdrijf werd verkregen? Wat is de draagwijdte van het verbod van opsporings- en onderzoeksmaatregelen om de informatiebronnen van de journalist te achterhalen? Moet het verbod van huiszoeking en inbeslagname niet ruimer zijn dan een uitzondering op het verschoningsrecht om in rechte te getuigen? En is dat verbod wel effectief afdwingbaar als de wet geen sancties voorziet voor de politiediensten, het openbaar ministerie of de (onderzoeks)rechter die het verbod negeren? Is de wetgever niet te ruimhartig voor de journalistieke sector door maar één uitzondering op het bronnengeheim te voorzien? Het bronnengeheim geldt namelijk niet "ter voorkoming van misdrijven die een ernstige bedreiging inhouden voor de fysieke integriteit van één of meer personen". Wat met andere rechtsbelangen die bescherming verdienen, zoals de vertrouwelijkheid van informatie en de privacy? Geldt de bescherming van journalistieke bronnen ook voor nieuwsgierige inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Wat is de relatie tussen het journalistieke bronnengeheim en journalistieke ethiek?

Het boek ontrafelt de wet en is een leidraad voor al wie met het journalistieke bronnengeheim te maken krijgt. De bijdragen zijn van Koen Lemmens, Pol Deltour, Gerard Schuijt en Dirk Voorhoof. Als bijlage zijn, naast de wettekst, ook het advies van de Hoge Raad voor de Justitie, een bibliografie en een praktische handleiding bij de wet opgenomen. De bijlages bevatten ook een aantal recente rechterlijke uitspraken van zowel Belgische rechtscolleges als van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het Mensenrechtenhof beklemtoont in zijn arrest van 27 november 2007 (Tillack t. België) dat "le droit des journalistes de taire leurs sources ne saurait être considéré comme un simple privilège (..), mais un véritable attribut du droit à l'information, à traiter avec la plus grande circonspection".