Onderzoeksjournalistiek is vechten en wroeten om een vaak tijdrovende en omvangrijke onderneming gerealiseerd te krijgen. Gelukkig zijn jonge journalisten nog steeds ambitieus en avontuurlijk. Maar hoe lang houden ze dat vol in een landschap waar de kans op een job in vaste dienst en/of een kans op een fatsoenlijk leven als freelancer steeds kleiner wordt?
De dag dat ik deze tekst begin te schrijven, lees ik in de krant dat de Nederlandse tak van het Finse Sanoma de redactie van een paar bladen uitbesteedt aan haar Vlaamse dochter. Al zullen de Vlaamse freelancers er qua workload allicht wel bij varen, het is niets anders dan outsourcing naar een lageloonland. De avond vóór de dag dat ik dit schrijf, hoor ik een journalist zeggen dat hij het normaal vindt dat Maurice De Velder uit het faillissement van zijn eigen bedrijf titels terugkoopt, de redacties ontslaat en de bladen met freelance hoofdredacteurs wil blijven maken. De personeelskost, weet u wel. Het zijn symptomen van een ziekte die mij de jongste vier jaar als jurylid van het Fonds Pascal Decroos zeer in het oog is gesprongen.
Natuurlijk zijn de bladen van Sanoma en van De Velder niet degene waar onderzoeksjournalistiek wordt beoefend, maar bovenstaande toestanden zeggen wel degelijk iets over de stand van de pers en over de devaluatie van het beroep van journalist.
Wanneer journalisten een begroting opmaken van een bijzonder of onderzoeksproject dat ze willen opstarten en waarvoor ze een werkbeurs vragen, is mij de afgelopen vier jaar steeds weer opgevallen dat het honorarium dat ze betaald krijgen slechts een fractie van hun kosten dekt. Zonder een werkbeurs van het Fonds Pascal Decroos of een andere instantie zouden ze er niet in slagen hun plannen te verwezenlijken. Dat geldt natuurlijk vooral voor freelance journalisten en in het bijzonder voor jonge journalisten.
Het is dus vechten en wroeten om een vaak tijdrovende en omvangrijke onderneming gerealiseerd te krijgen. Gelukkig zijn jonge journalisten nog steeds ambitieus en avontuurlijk. Maar hoe lang houden ze dat vol in een landschap waar de kans op een job in vaste dienst en/of een kans op een fatsoenlijk leven als freelancer steeds kleiner wordt?
Het gebeurde de jongste twee jaar gelukkig minder, maar wanneer ook beroepsjournalisten in dienst van een groot mediabedrijf of van de openbare omroep op een werkbeurs beroep moeten doen om een belangwekkend project te kunnen aanvatten en voltooien, dan is er iets zeer grondig mis met onze media. Als jury hebben we dan ook bij gelegenheid hoofdredacties in kennis gesteld van ons ongenoegen ter zake.
Een initiatief als ‘De correspondenten’ van De Standaard, waarbij journalisten tijd en ruimte krijgen om zich een half jaar bezig te houden met een afgebakend domein, is eigenlijk niets meer of niets minder dan een terugkeer naar vroeger, toen specialisatie nog mogelijk was op redacties met een voldoende uitgebreide bestaffing. En het biedt zeker geen garantie dat onderzoeksjournalistiek een ruimere plaats krijgt in de krant. Laat ik hierbij wel kort vermelden dat een journalistieke intentieverklaring als die van de hoofdredactie van De Standaard kortelings evenwel een heuglijk merkpunt is in de neergaande geschiedenis van de Vlaamse journalistiek.
Dat het Fonds Pascal Decroos een reeks als De Nomaden voor de VRT nieuwsdienst deels financiert, is ook bedenkelijk. Het ondersteunen van televisiereportages van debutanten door het Fonds is een edel doel. En er zijn absolute parels uit voortgekomen. Laat ik slechts het veelvuldig en internationaal bekroonde ‘Waiting for August’ van Teodora Ana Mihai vernoemen. Maar tegelijkertijd komt er ook werk op het scherm – in prime time – dat absoluut niet aan de verwachtingen voldoet. Bij het evalueren van een ingediend dossier kan een jury nog pogen bij te sturen – wat we ook doen – maar het is niet altijd makkelijk om op basis van een project te beoordelen wat het potentieel is van een debutant. Misschien is de VRT iets te weinig selectief bij het schrijven van intentiebrieven en bij het afwegen of iets op het scherm komt of niet. De hamvraag blijft of de openbare omroep eigenlijk niet zelf het volle risico van zo’n nieuwe medewerker zou moeten financieren? Waar liggen de prioriteiten? Zijn we niet met een vestzak-broekzakoperatie bezig? Kan het beschikbare geld van het Fonds niet beter worden besteed?
Meer en meer krijg ik de indruk dat veel onderzoeksjournalistiek en talrijke bijzondere journalistieke projecten buiten de gevestigde media worden gerealiseerd. Talrijk zijn de journalistieke boeken die we hebben gefinancierd met een werkbeurs. Talrijk de beurzen toegekend aan belangwekkende ondernemingen van journalisten in de ‘alternatieve’ media. Media die vechten voor een plaats op de markt en wiens stem niet altijd als evenwaardig wordt gehoord, bijvoorbeeld in het debat rond perssteun. Al moet daarbij worden gezegd dat niet alle alternatieve media een even koosjere manier van werken hebben. Een project opzetten waarbij medewerkers gratis werken, vindt in mijn ogen en die van andere juryleden geen genade. Het is niet meer of niet minder dan slavenarbeid organiseren, zoals een van mijn mede-juryleden herhaaldelijk zei op onze bijeenkomsten.
Aan de andere kant is het pijnlijk om te zien hoe moeilijk het in dit kleine land is om een puur online medium als Apache.be van de grond te krijgen. Het zoeken naar investeerders liep niet van een leien dakje. Blijkbaar is er nu weer iets meer ademruimte. Het resultaat daarvan is voorlopig nog niet echt zichtbaar. Misschien is er ook een gebrek aan gedegen ondernemerschap binnen de groep van journalisten die dit soort projecten opzetten. Het kan toch niet dat alleen het Newsmonkey-model in Vlaanderen aanslaat?
Om in deze crisistijd via de beperkte budgetten van het Fonds Pascal Decroos toch nog zoveel projecten mee mogelijk te maken, was voor mij een eer. Ik heb een paar dingen geleerd. Ten eerste, er zijn nog steeds veel jonge mensen die met passie en zin voor avontuur alles op alles zetten om journalist te worden. Ten tweede, er is een begin van een kentering op een paar redacties, een beweging naar meer kwaliteit die door de lezer wordt beloond, zoals blijkt uit de CIM-cijfers. Ten derde, daarnaast heerst de jungle waar alleen het recht van de sterkste, de rendementscijfers en – laat ons het maar bij de naam noemen – de uitbuiting regeren.
Auteur: Tessa Vermeiren