2002-09-18

Wat gaat er met mijn vrouw en mijn kinderen gebeuren, als ik er binnenkort niet meer ben?, vroeg de doodzieke Balkanveteraan Erik Vandeven me in maart 2000. Vandaag, twee jaar later, kreeg zijn weduwe nog altijd geen financiële schadevergoeding.

Eén enkele zieke Belgische Balkanveteraan met atypische klachten kreeg een invaliditeitspensioen toegekend. De gerechtelijk geneeskundige dienst heeft na medisch onderzoek geadviseerd dat zijn vermoeidheid, geheugenstoornissen en concentratieproblemen het gevolg zijn van de missie in het voormalig Joegoslavië. De commissie voor vergoedingspensioenen heeft dit advies gevolgd. Ook een afgevaardigde van Defensie zette zijn handtekening onder het proces-verbaal, wat inhoudt dat de minister van Landsverdediging ermee instemt. De andere zieke veteranen met klachten (ongeveer een derde heeft klachten, 15,5 % of 2.400 veteranen heeft volgens het leger atypische klachten) krijgen nog altijd geen medische begeleiding, geen schadeloosstelling en geen erkenning van hun ziekten. Vooral dat laatste, het gebrek aan erkenning, ligt moeilijk bij soldaten die zich voor de vrede hebben ingezet en daarbij zelf hun gezondheid zijn kwijtgeraakt. Het leger heeft de blauwhelmen halsoverkop, zonder aandacht voor gezondheidsrisico’s naar de Balkan gestuurd. Als de vresdeshandhavers met gezondheidsklachten terugkomen, blijven zij in de kou staan. Dat is ethisch onverantwoord.

Het probleem is dat de zieke veteranen moeten bewijzen dat hun klachten aan hun missie te wijten zijn. Omdat deze mensen geen granaatscherf en geen kogel hebben gevangen, maar last hebben van vage klachten zoals extreme vermoeidheid, concentratieproblemen, geheugenklachten, slaapstoornissen, maagdarmproblemen, spierzwakte, keelpijn, huidklachten, gezwollen lymfeklieren, is dat voor hen een onmogelijke opdracht. Even onmogelijk als voor de zieke Golfoorlogveteranen die gelijkaardige klachten vertonen. De Golfoorlogveteranen zijn er heilig van overtuigd dat hun klachten toxische oorzaken hebben. Het leek mij aangewezen te onderzoeken welke oorzaken bij hen kunnen hebben meegespeeld, omdat dit informatie kan opleveren over de zieke Balkanveteranen.

Over de psychologische gevolgen van oorlogvoering is na Vietnam tonnen literatuur verschenen, onder meer over het posttraumatisch stress-syndroom (PTSS). Het onderzoek naar de toxische gevolgen van oorlogvoering is veel recenter. Het bewijzen van toxiciteit is niet eenvoudig, zelfs niet bij zware blootstelling. Het is wandelen op de grenzen van de wetenschap.

Het Amerikaanse ministerie van Defensie heeft jarenlang die piste niet of nauwelijks onderzocht. Miljoenen dollars gingen daarentegen naar wetenschappelijk onderzoek door psychologen en psychiaters. Meerdere factoren kunnen hier hebben meegespeeld. In Vietnam kreeg oorlog een slecht imago. Sindsdien hanteren de militairen de ‘zero casualties’ doctrine. Oorlogen moeten voortaan clean zijn, met zo weinig mogelijk doden en gewonden. Voor het beschermen van de economische en strategische belangen heeft het Westen immers oorlogen nodig. In het kader van de ‘oorlogspropaganda’ die wordt gevoerd, is de wetenschap dat oorlogen militairen en vooral burgers ziek maken, niet meteen een geschikte boodschap. Als het verband met de missie vaststaat, moeten de getroffen veteranen en hun families ook worden vergoed. Daarnaast is het bijzonder vervelend te moeten toegeven dat de ziektes van de Amerikaanse Golfoorlogveteranen onder meer te wijten zijn aan troep die de Amerikaanse overheid en het Westen Saddam zelf heeft helpen aanmaken. Zo hebben de Amerikanen Irak voor de Golfoorlog een resem basisstoffen aangeleverd (Antrax, West Nile Virus, uit de American Type Culture Collection) voor de aanmaak van biologsiche wapens.

De Golfoorlog leek een zuivere, computergestuurde oorlog. In werkelijkheid was dit het meest giftige slagveld dat er ooit is geweest. Doelwit van de eerste bombardementen waren de fabrieken en opslagplaatsen voor chemische en biologische wapens van Saddam Hoessein. Militairen van de alliantie kregen hierdoor de vieze neerslag uit de laboratoria van Saddam in het gezicht. Na jaren ontkennen, heeft het Amerikaanse leger dit moeten toegeven. Maar de verschrikkelijke cocktail waaraan de troepen in de Golf waren blootgesteld, is nog veel omvattender. Er waren bijvoorbeeld brandende olieputten. Er werd gebruik gemaakt van verarmd uraniummunitie. Naast deze toxische soep kan volgens wetenschappers het Golfoorlogsyndroom ook verband houden met de meervoudige vaccinatie van de troepen, het experimentele antraxvaccin, de pyridostigminebromide tabletten die de schadelijke effecten van zenuwgas moesten voorkomen, het gecombineerd gebruik hiervan met insecticiden, zoals DEET.

In de Europese pers woedde begin 2001 een hevige controverse over het gebruik van verarmd uranium, alsof dat de enige verklaring voor de klachten van de Golfoorlogveteranen en Irakese burgers kon zijn. De hele heisa hebben de officiële instanties afgewend met wetenschappelijke studies die de onschadelijkheid van verarmd uranium beklemtoonden. In deze rapporten werd evenwel alleen uitgegaan van de standpunten van traditionele wetenschappers, waarmee een andere groep wetenschappers het grondig oneens is. Hun standpunt werd in de officiële rapporten weggelaten. Nu is wetenschap voortdurend in beweging. Het niet de eerste keer in de geschiedenis dat een groep wetenschappers stevig aanbeukt tegen de gevestigde overtuiging (voorbeeld: helicobacter pylori bacterie) en er uiteindelijk in slaagt die in beweging te brengen. Eigenlijk moet het onderzoek naar de langetermijneffecten van verarmd uranium nog beginnen.

Het officiële standpunt van het Pentagon luidde aanvankelijk dat de klachten van de veteranen te wijten waren aan ‘stress’, later verschoof dat naar ‘levensomstandigheden’. Dit standpunt wordt echter door meer en meer wetenschappelijk onderzoek onderuit gehaald. Er is niet alleen het werk van de verguisde wetenschapper Garth Nicolson die stelt dat de Golfoorlogveteranen werden blootgesteld aan een cocktail van chemische en biologische wapens en de klemtoon legt op de impact van woekerende micro-organismen (Mycoplasma fermentans incognitus). Robert Haley beklemtoont de schadelijke impact van organofosfaten (lagedosissen zenuwgas gecombineerd met o.m. insecticiden en antizenuwgaspilen). Een onderzoeksteam rond Robert Garry brengt de klachten in verband met de toevoeging van squaleen in het antraxvaccin. In het najaar van 2001 publiceerden wetenschappers van het ministerie van Veteranenzaken dat bij Golfoorlogveteranen vaker baby’s met afwijkingen worden geboren en miskramen voorkomen, in tegenstelling tot wat het ministerie van Defensie altijd heeft beweerd. In december 2001 maakte het ministerie van Veteranenzaken bekend dat Golfoorlogveteranen dubbel zo vaak de gevaarlijke ruggenmergziekte ALS (amyotrofische lateraalsclerose) oplopen.

Het officiële Pentagon standpunt wordt ook ontkracht door het onderzoek van de Amerikaanse epidemiologe Lea Steele die de klachten onderzocht bij 2000 Golfoorlogveteranen uit Kansas. Veteranen die het slagveld hebben verlaten vóór de luchtaanvallen begonnen, zijn opvallend weinig ziek (9 %), evenals de veteranen van de zeemacht (21%). Zwaar getroffen (42 %), zijn vooral de veteranen die Irak of Koeweit zijn binnengetrokken. Het zwaarst getroffen zijn die veteranen die na de oorlog naar het slagveld vertrokken (in juni of juli 1991, 41 %). Dit bewijst dat stress niet meespeelt, want stress is na de oorlog zeker niet groter dan tijdens de oorlog. Dit bewijst ook dat ‘levensomstandigheden’ als factor niet kan hebben meegespeeld, want voor al de militairen waren de levensomstandigheden gelijk. Volgens het onderzoek van Steele zijn ook de vaccins die de Golfoorlogtroepen kregen verdacht. Twaalf procent van de veteranen die nooit naar de Golf zijn geweest, maar wel werden ingeënt, kreeg de ‘Golfoorlogziekte’ ook. Volgens de epidemiologe en veel van haar collega’s lijken de klachten van de Golfoorlogveteranen op die van CVS-patiënten – maar er zijn verschillen, zodat de gehanteerde definitie van het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS of ME) voor de Golfoorlogziekten niet bruikbaar is. Volgens Steele is het duidelijk dat toxische cocktails de Golfoorlogziekte hebben veroorzaakt. Dit vraagt om grootscheeps onafhankelijk onderzoek, los van het ministerie van Defensie.

Op basis van de informatie van de Amerikaanse onderzoekers, heb ik geverifieerd welke toxische blootstelling in de Balkan kan hebben meegespeeld. Een Amerikaans draaiboek voor korpscommandanten somt in 1993 ten behoeve van de Amerikaanse blauwhelmen de belangrijkste risico’s in de Balkan op. Hierbij horen de ernstige lucht-, water-, en bodemvervuiling. Het draaiboek wijst op zware metalen, asbest, pesticiden, insecticiden en bruinkooldeeltjes die via de lucht, het water of voedsel schadelijk kunnen zijn voor de mens. Bovenop de al bestaande vervuiling, kwam de oorlogsschade: schade ten gevolge van de bombardementen van chemische fabrieken en vernield oorlogstuig. Volgens de Britse bioloog Mervyn Richardson ( ) heeft de oorlog in Kroatië geleid tot zware chemische contaminatie. Richardson waarschuwt vooral voor een mogelijke besmetting met pcb’s, ten gevolge van de vele elektrische transformatoren en condensatoren die tijdens de bombardementen in ongeveer tweehonderdzeventig Kroatische steden werden vernietigd. Kosovo is één groot mijnengebied. Wie mijnen zegt, zegt zware metalen. Dat sommige zware metalen ernstige gezondheidsklachten kunnen veroorzaken bij de mens, is bewezen. De Belgische chemisch bioloog Jean-Claude Leunis (UCB) wijst erop dat sommige mensen hier gevoeliger voor zijn dan andere. Dit is genetisch bepaald en stress is een risicofactor. Ook sommige Balkanveteranen kregen meervoudige vaccinaties.

Uit nogal wat getuigenverklaringen blijkt dat chemische wapens tijdens de Balkanoorlogen kunnen zijn ingezet. Het is niet onmogelijk dat sommige blauwhelmen met lagedosissen chemische wapens in contact zijn geweest, maar dat is niet wetenschappelijk bewezen. Bovendien weet niemand wat er in de gebombardeerde munitiedepots zat. Precieze informatie over de mogelijke toxische neerslag van deze bombardementen, ontbreekt. Het is niet onmogelijk dat blauwhelmen in Bosnië en Kosovo in zones hebben geopereerd waar verarmd uraniummunitie werd gebruikt. Of ze effectief zijn blootgesteld, moet nog worden onderzocht.

In de Verenigde Staten zijn de symptomen van het Golfoorlogsyndroom inmiddels bij wet erkend. Golfoorlogveteranen met het chronisch vermoeidheidssyndroom en fibromyalgie komen er voor compensatie in aanmerking. De vergoeding wordt toegekend als de militairen last hebben van twee of meer van volgende symptomen: vermoeidheid, onverklaarbare huiduitslag of andere huidproblemen, hoofdpijn, spierpijn, pijn aan de gewrichten, neurologische of neuropsychologische klachten, klachten van het ademhalingsstelsel, slaapstoornissen, gastro-intestinale problemen, cardio-vasculaire aandoeningen, abnormaal gewichtsverlies en menstruatiestoornissen. Voor de zieke Belgische blauwhelmen is er nog niets geregeld. Ook in ons land is het duidelijk dat het onderzoek naar de klachten los van Defensie moet gebeuren. Het leger is nu immers rechter en partij.

Wanneer de Krijgsmacht in de zomer van 2001 de resultaten van zijn epidemiologisch onderzoek bij de Balkanveteranen aan pers en parlement voorstelt, raken de zieke veteranen hun laatste greintje geloof in het leger kwijt. De conclusie van dit onderzoek luidde dat het Balkansyndroom niet bestaat, wat niet wil zeggen dat de postmissieklachten niet zouden bestaan. Het leger stelt alleen dat de klachten niet typisch zijn voor de Balkan. Ze komen ook voor bij veteranen van andere oorlogen. Bijgevolg spreekt het leger liever van een “veteranensyndroom”. Nu het Balkansyndroom “niet bestaat” lijkt het wel of het probleem voor de burger van de baan is en Defensie van een serieus probleem is verlost. Niets is minder waar. Het echte onderzoek naar de klachten van de Balkanveteranen moet namelijk nog beginnen.

Bij de studie die Defensie heeft afgeleverd, zijn namelijk nogal wat kanttekeningen te plaatsen. Het onderzoek werd begeleid door een interuniversitair begeleidingscomité, maar dat werd pas bij de zaak betrokken toen de enquête al maanden liep. In het definitieve rapport over de klachten bij de Balkanveteranen concludeert het leger bijvoorbeeld dat er niet meer sterfgevallen of kankers voorkomen bij de uitgestuurde manschappen dan bij de gemiddelde Belg. Die uitspraken zijn voorbarig. De latentietijd bedraagt voor de meeste kankers tien, twintig, dertig jaar. Beschikt het leger over gegevens van het aantal kankers bij veteranen? De krijgsmacht heeft nooit statistische gegevens over gezondheidsklachten bijgehouden. Opvallend veel Balkanveteranen (15 %) hebben het leger verlaten. Het leger heeft hen niet opgevolgd. De helft van hen heeft niet aan de enquête meegewerkt. Het probleem staat met zoveel woorden in de persmap over het onderzoek: ‘De data beperken zich tot globale sterftecijfers, vermits we niet beschikken over informatie omtrent de specifieke doodsoorzaken.

De manier waarop de enquête bij de Balkanveteranen is uitgevoerd, roept minstens even grote vraagtekens op. Psychologieprofessor Peter Theuns (VUB) onderzocht de gehanteerde vragenlijst. Zijn conclusie was dat het leger op basis van deze vragen hoogstens een uitgebreide klachtenlijst kon opstellen. De enquête is een voorstudie, het eigenlijke onderzoek moet nog beginnen. Op basis van deze “voorstudie” stelde het leger echter wel reeds “verklaringen voor de klachten” aan pers en parlement voor. ‘In de meeste gevallen worden de klachten’, zo stelt de krijgsmap in de persmap, ‘specifiek toegeschreven aan de levensomstandigheden tijdens de zendingen’. Het oorzakelijk verband met levensomstandigheden stemt exact overeen met het officiële standpunt van het Pentagon. Alleen heeft het leger in de vragenlijst niet naar de precieze oorzaken van de klachten gevraagd. De militairen werd alleen gevraagd welke klachten, volgens hen, te wijten zijn aan hun verblijf in de Balkan. Een vraag waarop veteranen, volgens Theuns, onmogelijk zelf een antwoord op kunnen formuleren.

Het leger heeft de klachten ook opgedeeld in categorieën. Of die opdeling een goede weerspiegeling geeft van de realiteit is zeer de vraag. Volgens experten heb je hiervoor een medische diagnose nodig. Rugklachten kunnen te maken hebben met de slechte kwaliteit van de bedden, maar komen evengoed bij CVS-achtige kwalen voor. Onderzoek van de Amerikaanse epidemiologe Lea Steele en veel van haar collega’s toont aan dat Golfoorlogveteranen met de typische klachten, zoals CVS-patiënten, last hebben van zowel lichamelijke als psychische klachten. De klachten verschillen van veteraan tot veteraan (bijvoorbeeld acute vermoeidheid, slaapstoornissen, huiduitslag, of maagdarmstoornissen, keelpijn, suizende oren, concentratieproblemen), maar er zijn clusters van klachten die vaak samen voorkomen.

Het verarmd uranium kwam in het onderzoek dat Defensie heeft gevoerd niet meer aan bod, wegens overbodig. In de definitieve studie schrijft het leger: ‘Ook al werden 5.329 urinestalen (van Kosovo-gangers) met gevoelige detectiemethodes gescreend, in geen enkel staal werd de aanwezigheid van verarmd uranium opgespoord’. Nu spreekt het volgens meerdere experten vanzelf dat het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) in Mol in de monsters geen verarmd uraniumdeeltjes heeft aangetroffen. Met de gebruikte onderzoeksmethode is het volgens hen onmogelijk verarmd uranium in het lichaam te detecteren, behalve wanneer de militairen de deeltjes in grote hoeveelheden zouden hebben ingeslikt of opgesnoven.

Het is duidelijk dat naar de mogelijke toxische oorzaken van de klachten van de zieke veteranen diepgaand onafhankelijk onderzoek moet gebeuren, los van Defensie. Dit onderzoek mag zich niet beperken tot de zieke veteranen, maar moet worden uitgebreid naar mogelijke toxische oorzaken van het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS/ME) bij burgers.

Niet alleen onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek dringt zich op. De overheid moet duidelijk meer werk maken van de preventie van conflicten. In onze hedendaagse maatschappij worden oorlogen alleen maar giftiger. Oorlogen moeten koste wat het kost worden voorkomen. Met een fractie van het Defensiebudget kan men naast een Europese interventiemacht een Europees agentschap voor conflictpreventie oprichten en naast het leger een nationaal vredesinstituut.

©2002 Marleen Teugels

Persvoorstelling 18 september 2002, Huis van Parlementairen, Brussel.

FPD op DOCVILLE

2024-03-06

LEUVEN - Op de 20e editie van DOCVILLE gaan er verschillende documentaires die tot stand kwamen met de steun van Fonds Pascal Decroos in (avant)-première. Het festival loopt van 20 tot en met 28 maart 2024 en vindt plaats in verschillende cinema's in Leuven.