2002-09-18

Sinds de mediahysterie over kankergevallen onder Balkanveteranen in januari 2001 is verarmd uranium een alom bekend begrip. Maar bijna twaalf jaar na het grootschalige gebruik van verarmd uranium tijdens Operatie Desert Storm weten we, ondanks een grote stapel rapporten, nog altijd heel weinig over de stralingseffecten van dit zware metaal bij interne besmetting. Consequent hebben overheden nagelaten om de honderdduizenden mensen die besmet werden te onderzoeken. En de officiële uitspraken die men doet over de radiotoxiciteit van deze besmettingen zijn gebaseerd op wetenschappelijke modellen van de Internationale Commissie voor Stralingsbescherming (ICRP), die dateren van voor de ontdekking van het DNA.

Over de gevolgen van externe hoge stralingsdoses zijn stralingsdeskundigen eensgezind. Dat komt doordat de relatie tussen de stralingsdoses en de directe effecten daarvan op het lichaam duidelijk zijn vast te stellen, zoals typische stralingsziektes en bepaalde vormen van kanker. Die eensgezindheid houdt op bij interne besmetting met lage doses straling (ioniserende straling). Onafhankelijke wetenschappers wijzen er op dat hier de relatie tussen blootstelling en de effecten een stuk ingewikkelder is, omdat ze wordt bestudeerd op celniveau en dat de effecten daarvan, zoals mutaties, pas veel later zichtbaar zijn. Ik ben van mening dat de onafhankelijke stralingsdeskundigen hier een belangrijk punt hebben.
In de risicomodellen van het ICRP wordt geen rekening gehouden met de schade die door ioniserende straling wordt aangericht in de celkern. Al meer dan 30 jaar bestaat het onderzoek uit een intrapolatie (schatting) van berekeningen die gemaakt worden bij blootstelling aan externe hoge stralingsdoses. Het is een grof schandaal dat die risicomodellen in al die tijd nooit zijn getoetst door uitgebreid empirisch onderzoek.

De afgelopen decennia zijn er belangrijke mechanismen op celniveau ontdekt die niet zijn verwerkt in de rekenmodellen van het ICRP. Eén daarvan is bijvoorbeeld het zogenaamde “bystander” effect van ioniserende straling. Hierbij is vastgesteld dat bestraalde cellen een substantie afscheiden naar omringende cellen, die hierdoor dezelfde schade oplopen als de bestraalde cellen. Dit mechanisme wordt inmiddels ook erkend door stralingsdeskundigen die bij overheden werkzaam zijn, zoals bijvoorbeeld door onderzoekers van Veteran Affairs in de Verenigde Staten.
Een goed voorbeeld dat laat zien dat de modellen van het ICRP bij interne besmetting spaak lopen is de opmerkelijke en agressieve toename van schildklierkanker in de gebieden die het ergst werden getroffen door de kernramp in Tsjernobyl. Behalve het feit dat die toename ordes van grootte hoger lag dan op grond van de risico modellen van het ICRP werd voorspeld, liet het twee significante fouten zien in de modellen. De eerste fout betreft de aanname dat interne bestraling van de schildklier door radioactief jodium minder uitwerking zou hebben dan externe bestraling in het veroorzaken van kanker. De tweede fout was de aanname dat er een incubatietijd zou zijn van meer dan tien jaar in de aanvang van de klinische symptomen. In werkelijkheid nam het aantal gevallen van schildklierkanker al toe een paar jaar na de te ontvangen doses.

De fixatie van het ICRP op fatale kankers als de belangrijkste uitkomst van interne blootstelling aan radioactieve straling is niet adequaat voor het vaststellen van regelgeving op het gebied van stralingsbescherming. Schade aan het DNA hoeft niet altijd te leiden tot kanker, maar kan wel sporen nalaten in het nageslacht. Fundamentele onderzoeken voorspellen duidelijk een algemene schade aan het organisme. De schade aan bijvoorbeeld het immuunsysteem kan allerlei infecties en kwalen veroorzaken. Niet-kanker ziektes die het gevolg kunnen zijn van blootstelling aan straling zijn bijvoorbeeld: psychische problemen, ademhalingsproblemen, hart- en vaatziektes, onvruchtbaarheid, huidziektes, maag- en darmziektes, lever- en nierziektes, chronische reuma en zenuwaandoeningen. Ofschoon een algehele achteruitgang van de gezondheid moeilijk is te kwantificeren, spreekt het voor zich dat ook deze gevolgen van straling thuishoren in de risicomodellen. Een uitgebreid epidemiologisch onderzoek onder veteranen die zijn besmet met verarmd uranium kan een belangrijke bijdrage leveren aan herziening van de risicomodellen.

Alle rapporten die tot nu toe zijn verschenen over de gezondheidsrisico’s van interne besmetting met verarmd uranium hebben gemeen dat ze niet zijn gebaseerd op empirisch onderzoek en dat ze de schadelijke effecten van de microdeeltjes (verarmd) uraniumoxiden minimaliseren. Dat is uitermate vreemd. Er worden dus conclusies getrokken op basis van modelberekeningen die niet getoetst worden op bevindingen uit de praktijk. Dat kan leiden tot foutieve verwachtingen die niet stroken met de realiteit. Zo werd bijvoorbeeld door hele volksstammen wetenschappers, en door sommige nog steeds, beweerd dat bij interne besmetting met verarmd uranium vooral de nier het doelorgaan is.
Maar dat is alleen het geval bij goed oplosbare deeltjes uraniumoxiden, en die hebben het lichaam al binnen 24 uur of een paar dagen verlaten. Een eenvoudige manier om de effecten te bagatelliseren. Het gaat juist om slecht oplosbare deeltjes, die eenmaal ingeademd voor lange tijd in de longen blijven en uiteindelijk via de lymfklieren en de bloedbaan terechtkomen in allerlei organen en uiteindelijk in het bot. Iets wat al lang was aangetoond aan de hand van dierproeven, evenals het feit dat de uraniumdeeltjes in staat zijn de placenta te passeren en schade kan veroorzaken aan de ongeboren vrucht.
De sussende verklaringen in de rapporten van na de Golfoorlog van 1991 komen ook in een vreemd daglicht te staan als we Amerikaanse legerrapporten van voor de Golfoorlog er op na slaan. Die benadrukken dat ongecontroleerde verspreiding van stofdeeltjes (verarmd) uraniumoxiden ernstige schade kan veroorzaken aan de gezondheid van mensen die hieraan worden blootgesteld. Een logisch gevolg is dat de Golfoorlog- en Balkanveteranen die besmet zijn met verarmd uranium zich niet gerustgesteld voelen. Om nog maar te zwijgen van de burgers die in met verarmd uranium besmette regio’s wonen.

De enige manier om de rekenmodellen van het ICRP toetsen is het uitvoeren van empirisch onderzoek op basis van grondige epidemiologische studies.

Het boek van Marleen is een interessante ontdekkingstocht in de wereld achter de coulissen van de machthebbers en hun statements. Een serieuze poging om feiten en fictie over de oorzaken van Golfoorlog- en Balkanziektes te scheiden. Haar werk is onmisbaar voor iedereen die hunkert naar antwoorden op de vele vragen die er zijn over de gevolgen van moderne oorlogvoering voor de gezondheid van burgers en militairen.

© 2002 Henk van de Keur

Henk van der Keur (°1963, Leiden) is chemisch ingenieur, expert in verarmd uranium, werkzaam bij het documentatie- en onderzoekscentrum Laka in Amsterdam.

FPD op DOCVILLE

2024-03-06

LEUVEN - Op de 20e editie van DOCVILLE gaan er verschillende documentaires die tot stand kwamen met de steun van Fonds Pascal Decroos in (avant)-première. Het festival loopt van 20 tot en met 28 maart 2024 en vindt plaats in verschillende cinema's in Leuven.