2017-09-06

BRUSSEL - Is er ook in Vlaanderen nood aan een Stimuleringsfonds voor de Journalistiek? Hierover ging de speech van De Tijd-journalist, Piet Depuydt, op het Mediacongres in deBuren in Brussel.

Topsprekers uit Nederland en Vlaanderen kwamen samen om media-innovatie in de journalistiek te bespreken. Op het congres riep Depuydt op om de handen in elkaar te slaan. Onze vzw Journalismfund, waarvan Depuydt bestuurslid is, zet nu al fel in op innovatie in de journalistiek en kan een vooraanstaande rol spelen in het opzetten van een soort van Vlaams Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. 

Hieronder de volledige speech.

Dames en heren, heeft Vlaanderen een Stimuleringsfonds nodig? En een Huis van de Journalistiek?

Dat is het onderwerp van deze spreekbeurt. Laat mij meteen met de deur in huis vallen. 
 
Het gemakkelijke antwoord op die vraag is: JA.
Want de journalistiek kan altijd een prikkel in de rug gebruiken. Wie zijn wij om dergelijke steun te weigeren? Het kan ons vakgebied er alleen maar op vooruit helpen. Ja, een Stimuleringsfonds is nodig. En baat het niet, dan schaadt het niet.
 
Het moeilijke antwoord is echter: NEE. 
Een dergelijk fonds is niet nodig in Vlaanderen. Want als we stimulering of prikkels – van de overheid of van de privé – nodig hebben, dan wil dat zeggen dat we daar eigenlijk zelf niet toe in staat zijn. En dat het dus eigenlijk niet zo goed gaat met ons vakgebied.
 
Welnu, beste publiek, ik weiger dat te geloven.
 
Laat me dat illustreren met een concreet voorbeeld, een bijzonder interessante studie die twee jaar geleden werd gepresenteerd in Nederland. 
De opdrachtgever was – jawel – het ‘Stimuleringsfonds voor de Journalistiek’ in Nederland. 
Waarmee ik meteen duidelijk wil maken hoe belangrijk een dergelijk fonds kan zijn, met name als het erin slaagt de journalistiek een spiegel voor te houden en toelaat zichzelf scherp te houden of heruit te vinden.
 
De genoemde studie was een scenario-onderzoek naar de toekomst van de journalistieke sector, gepubliceerd in april 2015.
Daarin worden vier mogelijke scenario’s geschetst als antwoord op dé vraag: hoe zal de journalistiek eruit zien in 2025?
 
Volgt u even mee: elk toekomstbeeld zal wel ergens een herkenbaar belletje doen rinkelen.
 
Scenario 1 werd A handful of Apples genoemd, en schetst een wereld waarin een handjevol megaconcerns in toenemende mate de markt domineert en technologische verandering versnelt. 
De CEO’s van Ali Baba, Apple, Baidu, Facebook en Google zijn machtiger dan menig staatshoofd. 
Zij bepalen de economische, maatschappelijke en politieke agenda. 
Kleine initiatieven hebben het moeilijk, maar de burger vindt het prima dat grote bedrijven alles voor ze regelen. Technologie is overal, privacy is een zeldzaam fenomeen en journalistieke organisaties worden weggedrukt.
 
Het journalistieke beeld dat hier wordt geschetst, is vrij uitdagend. 
De Nederlandse media zijn zo goed als gedecimeerd in getal en relevantie. Wereldwijd zijn er monsterverbonden gesloten. Dit heeft geresulteerd in een pan-Europese kwaliteitskrant met een Nederlandse editie en een kleine, maar trouwe lezersgroep. 
Daarnaast is er nog een beperkt aantal onafhankelijke nieuwsbedrijven actief, waaronder een aantal digitale start-ups en een paar zelfstandige activistische nichetitels die in de lucht gehouden worden door rijke individuen met ideële motieven.
Een nog kleiner aantal Nederlandse titels heeft zich gespecialiseerd in onderzoeksjournalistiek. 
Om kosten te besparen, werken diverse journalisten samen met andere Europese collega’s en houden zo ternauwernood het hoofd boven water.
 
Scenario 2 wordt The Shire genoemd. Het is een wereld waarin de grote journalistieke organisaties aan belang verliezen terwijl burgers steeds beter zichzelf gaan organiseren, met een grote reserve ten opzichte van nieuwe technologie. Dat heeft zowel geleid tot een grotere betrokkenheid van die burgers bij het nieuws, maar ook tot een versplintering van het nieuwsaanbod en een zeer wisselende kwaliteit van de berichtgeving.
 
Hier zetten kritische burgers de toon: de consument als toezichthouder. Privacy, solidariteit en zorgzaamheid staan hoog op de agenda. De toon van het maatschappelijk debat is vaak scherp en wat verzuurd. De eigen wijk en de eigen regio zijn de nieuwe ankerpunten. 
Hier doet de nieuwsconsument nadrukkelijk mee met het maken van journalistieke producties. Een steeds belangrijker genre is servicejournalistiek: de lezer kan de informatie direct gebruiken, ook wel news you can use genoemd. 
Andere bezorgde burgers kunnen het zich veroorloven om  onderzoeksjournalisten ‘aan het werk te zetten’. Dat zorgt onder die nieuwsconsumenten voor een zekere mate van sympathie (ze steken hun geld in de goede zaak) maar het begint ook te wringen dat de journalisten –  de verdedigers van het vrije woord – de facto zelf bepalen welke thema’s worden onderzocht (en welke niet). 
Bovendien laait de discussie op over de onafhankelijkheid van deze journalisten, nu subsidies en geldschieters de belangrijkste dragers zijn geworden van hun pennenvruchten.
Interessant. Dit toekomstbeeld is niet noodzakelijk een doemscenario.
Toen de makers van de studie hun bevindingen voorlegden aan mensen uit de sector, werd er enthousiast gesproken over de grote pluriformiteit die in dit scenario aanwezig is: door een grote hoeveelheid aan kleinschalige initiatieven zijn er namelijk veel verschillende geluiden te horen. 
Hierdoor kan de burger zich breder informeren. En daardoor ontstaan er ook mogelijkheden om de regionale nieuwsvoorziening weer te laten opbloeien.
 
Scenario 3 is de Wisdom of The Crowd. We stevenen in 2025 af op een wereld waarin start-ups en virtuele samenwerkingsverbanden de maatschappij en de economie domineren. 
De burgers zijn erin geslaagd om zich beter te organiseren, precies dankzij technologie en deeleconomie, waardoor grote organisaties voor hen minder dominant en zelfs overbodig zijn geworden. 
Wat nieuws is, wordt niet langer door mediamerken bepaald, maar door de crowd.
 
In dit bruisende scenario wordt het maken van verhalen meer en meer een doe het zelf-ambacht. Nieuws komt uit alle hoeken en kieren: van professionele journalisten, via sociale media, van en naar community-sites. 
Er is een grote behoefte aan mensen die uit deze stortvloed de juiste informatie kunnen filteren over wat, waar en wanneer belangrijk is. 
Het aantal professionele journalisten neemt af en hun rol verandert. In plaats van nieuwsbron en verslaggever worden ze veel meer curator, checker, onderzoeker en forum-organisator en vervullen ze een voorbeeldrol voor niet-professionele nieuwsmakers.
 
Ook hier, boeiende tijden!
De autoriteit van nieuwsmerken neemt af en het is de vraag of er nog professionele media zullen overblijven op lokaal niveau. 
Er ontstaan weliswaar allerlei nieuwe initiatieven maar er is onzekerheid over de professionaliteit van de informatievoorziening.
 
  
Scenario 4, tenslotte, is Darwin’s Game. Een samenleving waarin nieuwsbedrijven met wortels in de ‘oude’ media in relatief vreedzame co-existentie opereren met digitale start ups. 
Maar alle inspanningen ten spijt, bereikt het traditionele media-aanbod amper nog mensen onder de dertig. De zogeheten ‘Generatie Z’ creëert haar eigen wereld op virtuele ontmoetingsplekken en hecht meer vertrouwen aan nieuwe spelers op de markt. 
 
Hier is de regel: zich aanpassen om te overleven. 
En het is best wel confronterend voor het vakgebied.
Het publiek heeft laten blijken geen boodschap te hebben aan de wijze waarop de journalistiek op zichzelf was gefixeerd, noch aan de wijze waarop de journalistiek zelf de definitie van kwaliteit en de eigen rolopvatting invulde. Evenmin is het publiek erg onder de indruk van de rol die journalisten zich toe-eigenden als ‘waakhond van de democratie’. 
Mensen vinden het wél belangrijk dat journalisten zich om de samenleving bekommeren, oplossingen voor problemen aandragen en een forum voor debat in de gemeenschap bieden.
 
Komt daar nog bij dat een groot deel van de bevolking het leven van alledag als onoverzichtelijk en onveilig ervaart. 
Het internet heeft een schat aan informatie ontsloten, maar ook voor grote chaos gezorgd. Hoe weet je wie je kunt vertrouwen? Hoe weet je wat waar is? Hoe maak je iets zinnig van die berg informatie? 
Deze informatie-stress leidt tot een behoefte aan overzicht, regie en duiding. 
Burgers willen ook meer inspraak en meer inzage in hoe de overheid en andere machtige organisaties
te werk gaan. En het publiek wil een overheid die hen beschermt, na de vele cybercrime en privacy-schendingen op het internet.
 
U ziet het, elk scenario biedt zijn specifieke uitdagingen.
En opmerkelijk, voor de onderzoekers zelf lijkt het laatste scenario het meest waarschijnlijke. 
Burgers blijken in Darwin’s Game maar weinig waarde te hechten aan de waakhondfunctie die de journalistiek zelf zo belangrijk vindt. 
Andere functies, zoals het aandragen van oplossingen en het bieden van een forum voor debat, vindt de burger veel belangrijker. 
Journalistiek legt ook maar zelden verantwoording af voor gemaakte fouten en licht zelden of nooit redactionele keuzes toe, zo luidt de kritiek. 
De journalistieke sector neemt dat ter harte en past zich aan. Niet alleen vanwege de dalende kijk- en oplagecijfers, maar ook omdat de sector beseft dat er zonder vertrouwen geen rol voor de journalistiek is weggelegd. 
 
Kijk, dat is de kern van wat ik duidelijk wil maken.
Het zijn bijzonder boeiende tijden voor de journalistiek, in die mate dat het wezen zelf van het vakgebied – ja, zelfs zijn bestaansreden – ter discussie staat.
Maar we zijn in staat om ons aan te passen en nog beter te organiseren (initiatieven zoals De Coöperatie, FairyTale en CrowdAngels bewijzen dat).
En met onderzoeksrapporten zoals deze houdt het Stimuleringsfonds de journalistiek in Nederland wakker en scherp.
Als u mij vraagt of we in Vlaanderen dat soort stimulering nodig hebben, dan is mijn antwoord volmondig: JA.
 
We missen een barometer in de sector.
In dit verband wil ik graag wijzen op een ander initiatief van het Stimuleringsfonds, dat met ‘De Stand van de Nieuwsmedia’ een soort toetssteen of zelfs steen des aanstoot wil zijn voor de branche. 
 
Het hele jaar levert het fonds op zijn website cijfers en analyses over de stand van zaken in de sector.
Je kan er bijvoorbeeld een stuk terugvinden over hoe stevig Mediahuis nu eigenlijk wel staat, met de meest recente print- en digitale oplagecijfers van de kranten als basis. 
Of je komt er te weten hoeveel internetgebruikers in Nederland er nu nog door lokale nieuwsmedia worden bereikt in vergelijking met Google, Facebook en YouTube.
Feiten en cijfers die de sector helpen (bij)sturen.
 
Niet alleen in Nederland, maar ook in Vlaanderen zijn redacties en journalisten volop hun koers aan het verleggen – hoe kan het ook anders met Vlaamse concerns zoals De Persgroep en Mediahuis die dominante spelers zijn geworden in beide markten.
Maar de paradox is dat er tegenwoordig meer te lezen valt over hoe de journalisten van De Persgroep en Mediahuis te werk gaan in Nederland dan in Vlaanderen. 
 
Er is wel degelijk behoefte in Vlaanderen voor een centrum dat journalisten niet alleen de gelegenheid biedt hun kennis uit te breiden en zich verder te specialiseren, maar ook optreedt als makelaar in ideeën en dat het debat en het denken over de beroepsgroep stimuleert. 
De manier waarop het Amsterdamse ‘Expertisecentrum voor Journalistiek’ is opgezet, kan als inspiratiebron dienen. Dat kennis- en opleidingscentrum vindt het warm water niet opnieuw uit: het werkt nauw samen met de Universiteit van Amsterdam en doet voor zijn financiering beroep op een van de oudste uitgeversfamilies van het land, de familie Sijthoff.
 
Niet alleen in Nederland, maar ook in Vlaanderen zijn er diverse journalistieke start-ups actief geworden, die een jonger publiek weten aan te spreken en met de traditionele mediabedrijven in relatieve harmonie samenwerken of hen uitdagen.
Maar enkel bij onze bovenburen is er – bij het Stimuleringsfonds – een innovatieregeling beschikbaar die start-ups en bestaande bedrijven die vernieuwend zijn in de journalistiek ondersteunt. Onder meer Blendle, Local Focus en De Correspondent hebben met dergelijke steun hun project kunnen opzetten of verder ontwikkelen. 
 
Een ander inspirerend initiatief is ‘The Challenge’ dat specifiek is gericht op jonge journalisten die in een serie masterclasses werken aan de vernieuwing van hun vakgebied. Het uiteindelijke doel daarbij is de oprichting van een eigen start-up, waar het Stimuleringsfonds financieel aan kan bijdragen.
 
Een platform opzetten dat erin slaagt de journalistieke lat hoger te leggen, is wel degelijk mogelijk in Vlaanderen. Dat heeft het Fonds Pascal Decroos intussen afdoende bewezen.
Die organisatie, die volgend jaar zijn twintigste verjaardag viert, kent niet alleen werkbeurzen toe voor bijzondere journalistieke projecten. 
Ze brengt ook elk jaar een keur van journalisten en technologiespecialisten samen op de internationale Dataharvest-conferentie, en wist in 2013 haar activiteiten op een hoger, Europees niveau te tillen met de oprichting van het platform Journalismfund.
Journalismfund is vandaag een slagkrachtige organisatie die internationale samenwerking en innovatie in de journalistiek hoog in het vaandel draagt.
Ze beschikt over een jaarlijks budget van bijna 1 miljoen euro, waarvan ruim een derde afkomstig is van de Vlaamse overheid. 
Dat is heel wat, maar niet te vergelijken met de ronde som van 2,2 miljoen euro die de Nederlandse overheid elk jaar toekent, alleen al aan het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek.
 
Het zet toch een en ander in verhouding.
 
De vraag is dus: welke overheid, welke universiteit, welke uitgeversfamilie neemt hier in Vlaanderen de handschoen op, om een platform te helpen oprichten dat ons vakgebied niet alleen een spiegel voorhoudt maar ook toelaat scherp te blijven en onszelf heruit te vinden?
 
Misschien moeten we daarvoor niet alleen naar Nederland kijken.
Misschien moeten we gewoon met hen de handen in elkaar slaan.
Misschien kan dit mediacongres daarvoor de ideale aanzet vormen.
 
 
Ik dank u.
 
Piet Depuydt,
Journalist weekendredactie De Tijd.
 
 

FPD op DOCVILLE

2024-03-06

LEUVEN - Op de 20e editie van DOCVILLE gaan er verschillende documentaires die tot stand kwamen met de steun van Fonds Pascal Decroos in (avant)-première. Het festival loopt van 20 tot en met 28 maart 2024 en vindt plaats in verschillende cinema's in Leuven.