2008-02-07

(BRUSSEL, 23/01/2008) -- Volgens Dirk Volckaerts, tot voor kort hoofdredacteur van Brussel deze Week,  zijn de projecten gesubsidieerd door het Fonds Pascal Decroos “telkens kleine oases van goede journalistieke praktijk in een woestijn van populistische lichtvoetigheid”.

Dirk Volckaerts neemt afscheid

Na negen jaar trouwe dienst als hoofdredacteur van Brussel Deze Week heb ik besloten een nieuwe, internationale uitdaging aan te gaan. Ik neem afscheid van dit blad en van u, geachte lezer, met enkele persoonlijke, kritische overpeinzingen. Niet over Brussel of over de binnenlandse politiek, daar hebt u al genoeg van mij over moeten lezen. Ditmaal gaat het over... de media.

door Dirk Volckaerts, hoofdredacteur van Brussel deze Week

Het gaat snel; op bladzijde 13 van Brussel  Deze Week vindt u de vacature voor mijn opvolger. Hij of zij zal het moeilijk, en niet moeilijk hebben. Niet moeilijk, omdat hij of zij een crème van een redactie zal erven, met getalenteerde en gepassioneerde medewerkers. Moeilijk, omdat er door de aard van het beestje (de vzw Brussel Deze Week leeft nagenoeg voor tachtig procent van overheidssubsidies) vaak erg diplomatisch met dames en heren ministers, staatssecretarissen, volksvertegenwoordigers, schepenen en gemeenteraadsleden moet worden omgesprongen. Die vinden namelijk allemaal dat ze in Brussel Deze Week a) te weinig aan bod komen of b) te véél aan bod komen, maar dan negatief. Hetzelfde geldt voor ‘georganiseerd Brussel’: verenigingen, instellingen, of gewoon mensen die zichzelf iets te veel als middelpunt van het universum beschouwen. Maar dat is nu eenmaal een prijs die we moeten betalen, omdat we een blad zijn dat heel dicht bij zijn lezerspubliek staat, en zo hoort het ook.

Overigens, van echte, directe, politieke druk is er nooit sprake geweest. Ik ben de voorbije negen jaar hooguit vier keer op het matje geroepen door een minister of staatssecretaris, en amper zes keer rechtstreeks opgebeld door een boze bewindvoerder. Dat valt dus allemaal heel goed mee, zeker als je het vergelijkt met de reguliere dagbladpers (waar de politieke druk niet minder is, wel integendeel) en vooral met tvbrussel, waar de collega’s veel meer te verduren krijgen.

Neerwaartse trend
Moeilijk wordt het ook om het hoofd te bieden aan de neerwaartse trend van de printmedia, Brussel Deze Week incluis. Het is een globaal fenomeen: dag- en weekkranten staan overal ter wereld onder druk. Oplagen dalen, winstmarges verdampen. Als belangrijkste redenen worden het succes van het internet en de concurrentie van de gratis kranten opgegeven (maar dat laatste kan voor Brussel Deze Week moeilijk gelden, want wij zijn zelf gratis), en ook het algemene gebrek aan vertrouwen in de media.c

Dat laatste hebben we volkomen aan onszelf te danken. Wij (de media in het algemeen) doen te veel toegevingen op het vlak van journalistieke degelijkheid, volledigheid en helaas ook deontologie. Het nieuws moet almaar vlotter, kleurrijker, sexyer, sneller en korter. Hapklare stukken, voorgevormd door nieuwsmanagers die zich steeds meer als marketingjongens gedragen (en daarvoor ook gelauwerd worden, tussen haakjes). De lichtheid van de berichtgeving, ook bij onze zelfverklaarde kwaliteitspers, wordt stilaan ondraaglijk.

Door de grote concurrentiedruk, het gebrek aan personeel op de redacties en de dagelijkse strijd om de scoop verschijnen er steeds meer kemels in onze kranten en op onze journaals. Soms gebeurt dit gewoon uit luiheid, omdat de journalist geen zin heeft om namen van personen of straten of dorpen te checken, en omdat het voor de lezer toch geen moer uitmaakt of in Pakistan en India nu 24.000 dan wel 42.000 doden zijn gevallen door een aardbeving. Het is een verdomd cynisch beroep, soms.
Een andere vorm van intellectuele luiheid is het steeds vaker opduikende fenomeen van de verslaggeving over de verslaggeving, covering the coverage. In plaats van feiten brengen we elkáár. Het liefst nog via ‘vlotte babbels’ en andere fijne gesprekjes. We geven ons over aan ongebreidelde personencultussen, met onszelf als kleine godjes, die meer met blogs, spelletjes en multimedia­le zelfverheerlijking bezig zijn dan met het checken van feiten.

En zo kan het gebeuren dat we, in 2005 bijvoorbeeld, het bericht in sommige Belgische kranten lazen dat het leger noodhulp transporteerde naar Nigeria, waar hongersnood was uitgebroken. Hongersnood in Nigeria? Toch ook niet in Nigeria, hoopten we. In werkelijkheid bleek het om Niger te gaan. Een persmedewerker van het ministerie van Defensie had zich vergist, en een heleboel journalisten met hem. Ach, Nigeria of Niger, wat zou het. Het is tenslotte maar een land verschil. Tegenwoordig kun je ’s ochtends opstaan met het radionieuws, en geen enkel buitenlands bericht krijgen. Geen enkel! “Sorry, vandaag is het buitenland onbestaande. U moet het met Vlaanderen doen. Of u moet onze schamele items over Wallonië en Brussel als buitenlandberichtgeving beschouwen.”

Trager en beter
Het is al lang niet meer voldoende dat de journalist een elementaire kennis van zaken heeft. Het is zelfs niet meer voldoende om gewoon integer te zijn. De journalist moet ook de mogelijkheden hebben om integer te kúnnen zijn, om kwaliteit te kúnnen afleveren. Hoofdredacteuren en uitgevers zullen voor die omstandigheden moeten zorgen. We zullen uiteindelijk gewoon trager en beter nieuws moeten brengen, met betere research, betere fact checking, en een betere (eind)redactie, die niet alleen oog heeft voor de lengte van de teksten, de sexy titels en de sappige inleidingen, maar ook voor ethics and credibility. Trager en beter, dat is het motto.

In werkelijkheid racen we steeds harder tegen elkaar op. In plaats van trager en beter doen we het sneller en slechter. De marketingjongens en -meisjes, die onze redacties zeggen wat, hoe, wanneer en in welke kleuren we moeten publiceren, zeggen slechts één ding: Schrijf Wat De Lezer Wil. Nonsens! Soms moeten journalisten kunnen schrijven wat de lezer absoluut niét wil. Dat het slecht weer gaat worden of zo. Het toppunt van dit populisme is inmiddels (in België) een paar jaar oud: de zogenaamde nieuwslijnen – een uniek telefoonnummer (4545 voor de krant en 4040 voor het tv-journaal, maar er zijn er inmiddels al vele andere) waar je een sms’je naar kunt sturen met tips, nieuwsfeiten, moorden, ufo-waarnemingen, dronken celebrities, noem maar op. Geef de mensen wat ze willen; meer: laat ze zelf beslissen wat in de krant en op tv komt!
Op zich is daar niets mis mee; zoals ik al zei, moeten de media veel meer luisteren naar lezers, kijkers en luisteraars. Maar de kwaliteitsbewaking blijft volgens mij de hoofdopdracht; hard en minder hard nieuws dat afkomstig is van gewone burgers vindt u steeds meer op het internet. De traditionele media zullen dus méér moeten leveren dan alleen maar user generated content, zoals dat dan heet. Analyse, duiding, achtergrond, onthullingsjournalistiek, correct gekaderd hard nieuws: ziedaar onze taak én onze overlevingskans.

Uit dit alles blijkt dat wij, journalisten, een verpletterende professio­nele verantwoordelijkheid dragen om ons beroep op een eerlijke, integere en ethisch correcte manier uit te oefenen. Ik ben zelf een groot voorstander van de zelfregulering, en hier in Nederlandstalig België hebben we daar een mooi voorbeeld van: de Raad voor de Journalistiek. De Raad is een onafhankelijke instelling voor de behandeling van vragen en klachten over de journalistieke beroepspraktijk. Het is een initiatief van de Vlaamse journalistenverenigingen, uitgevers en mediahuizen en is bedoeld als platform voor journalistieke zelfregulering. Burgers kunnen bij de Raad terecht met algemene vragen over de journalistieke beroepsethiek. Ze kunnen ook bij de ombudsman een klacht indienen tegen een handelwijze van een medium of een journalist. Eerst probeert de ombudsman een minnelijke regeling tot stand te brengen, maar als dat niet lukt, dan doet de Raad een uitspraak over de journalistieke handelwijze, en toetst die aan de regels van de beroepsethiek. De Raad kan een medium vragen een rechtzetting te publiceren.

De Raad voor de Journalistiek is nog niet echt goed bekend en dat is jammer. Er zouden wat mij betreft gerust wat meer klachten mogen worden ingediend. De uitspraken zijn zeer lezenswaard, en bieden een goed inzicht in het reilen en zeilen op onze redacties. Oordeel zelf: rvdj.be.

Berlusconisering
En alstublieft, laten we de marketingjongens en -meisjes uit onze redactielokalen ranselen. Ik heb niets tegen marketing, en kranten zijn natuurlijk koopwaar, maar de journalistiek is te belangrijk om ze louter aan de Verkopers van Bedrukt Papier over te laten. En als de financiële kant echt te zwaar wordt om te dragen en de diversiteit van de media (bijvoorbeeld in kleine taalgebieden zoals het onze) bedreigd wordt door overnames, groepvorming en Berlusconisering, dan is het volgens mij de plicht van de overheid om in te grijpen. Niet rechtstreeks in de redacties natuurlijk, maar met verdere accijnsverlagingen, en organisatorische of financiële ondersteuning van navorming van journalisten bijvoorbeeld, gelijk verspreid over alle media. Vandaar dat ik het Fonds Pascal Decroos zo’n uitstekend initiatief vind. Het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek heeft onder meer als doel “het bevorderen van kwaliteits- en onderzoeksjournalistiek in Vlaanderen en daarbuiten” en “het creëren van de mogelijkheid voor jonge mensen om journalistieke talenten in de praktijk te ontwikkelen,” en reikt daarvoor onder andere redactionele werkbeurzen uit. Het zijn telkens kleine oases van goede journalistieke praktijk in een woestijn van populistische lichtvoetigheid.

Maar er zijn nog andere mogelijkheden voor steun aan de pers, en ik sta met deze zienswijze niet alleen. Ook collega Karl van den Broeck, hoofdredacteur van Knack, maakt een vergelijkbare analyse in een opmerkelijk en moedig essay (‘Leve de perssteun!’, in: Rekto:Verso nr. 27 van januari/februari 2008). Laten we hopen dat de remonte van de kwalitatieve pers geen vrome wens blijft.
Maar, geachte lezer, ik ben niet defaitistisch. Ik heb zoveel goede, correcte, getalenteerde, ernstige collega-journalisten die, ondanks alle kommer en kwel, nog altijd bereid zijn om ervoor te gaan. Zij kunnen uw steun goed gebruiken. Aarzel dus niet te reageren waar nodig, zowel positief als negatief. We kunnen er enkel beter van worden.

Zelf heb ik steeds gepoogd om mijn ideeën over journalistiek zo goed en zo kwaad mogelijk toe te passen bij Brussel Deze Week. Of dit ook gelukt is, weet ik niet; slechts u kunt daarover oordelen. Toch is ook ons lezersbereik de voorbije jaren gedaald. Los van de globale trend, meen ik dat er voor Brussel Deze Week een aantal specifieke oorzaken meespelen. Eén: het oorspronkelijke doelpubliek, de Brusselse Vlaming, wordt steeds minder talrijk – in de plaats komt de veel grotere groep van de Nederlandskundige Brusselaars (van welke taal- of culturele achtergrond ook), maar die hebben traditioneel veel minder gemakkelijk toegang tot BDW. Twee (“Hij is daar weer,” zal onze raad van bestuur zeggen): dat plastiekje waarin BDW en Agenda verpakt zitten, is ronduit nefast. Veel lezers gooien tegenwoordig het pakketje ongeopend weg, vermoed – neen: wéét ik. Wie gratis pers uitgeeft en verspreidt, moet de drempel zo laag mogelijk houden. Ik vind dat dat plastic omhulsel weg moet, punt. Drie: BDW kampt met een te highbrow en ontoegankelijk imago. Weliswaar onterecht, volgens mij, maar toch. Het toegankelijker maken van de inhoud, zonder aan de kwaliteit te raken, zal een belangrijke uitdaging zijn. Vier: we moeten opnieuw een verschil kunnen maken voor u, onze lezer. Meer service brengen, iedereen een reden geven om opnieuw naar de krant te grijpen. We moeten u bijstaan, met alle knowhow die de redactie rijk is, om u het leven in de grootstad makkelijker te maken. Tips over de leukste kroegen misschien, of over restaurants waar u voor tien euro kunt eten, waar en hoe u goede loodgieters kunt vinden, waar u met de kinderen in het weekend terechtkunt, hoe u aan de aankoop van een woning begint, wat u kunt doen om niet zelf te hoeven wassen, plassen en strijken, ik zeg maar wat. Een aantal waardevolle ideeën circuleerden al, maar het zal aan de redactie en aan mijn opvolger zijn om deze nieuwe rubrieken, indien ze nog gewenst zijn uiteraard, in de praktijk om te zetten.

Rederijkers
Een ander gevolg van mijn vertrek is het verdwijnen van het satirische stripje De rederijkers. Het is een publiek geheim dat ik cartoonist ben, maar niet iedereen wist dat ik de auteur en tekenaar van het kritische tweetal was.
Het kwam zo: een paar jaar geleden vond de redactie het een goed idee om met een politiek getinte cartoon te beginnen. Ik had een stripje volgens het Statler-en-Waldorfprincipe (de twee oude knorpotten van de Muppet show, u kent ze wel) in gedachten. De voorontwerpen maakte ik tijdens een zomervakantie in Thüringen. Lang moest ik niet zoeken: ik combineerde mijn interesse voor de periode van de renaissance en het humanisme met de geschiedenis van het Brusselse verenigingsleven. Op het kruispunt vond ik... De rederijkers. Met het bedenken van de wekelijkse mopjes heb ik mij grondig geamuseerd. Toegegeven, ze waren niet altijd even grappig. Maar de speldenprikken kwamen soms hard aan. Eén minister slaagde er ooit in een rechtzetting op een verschenen stripje te eisen, iets wat we hem de week erna grootmoedig toestonden – niét zonder er nog een extra schepje bovenop te doen, uiteraard. Een andere minister liet per bode een erg emotionele brief afgeven, waarin hij de laatste aflevering van De rederijkers bestempelde als “een karaktermoord”, een “laffe dolksteek in de rug”, en eindigde met de sinistere boodschap: “Dit zal ik nooit vergeten.” Wel: ik ook niet! Ik zal ze missen, de twee brompotten.

En nu? Ik verlaat Brussel Deze Week, ik verlaat de media, en ik verlaat (tijdens de week, toch) Brussel. Ik ga werken op het Bureau voor Officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen, in Luxemburg. Temidden van 27 nationaliteiten, werkend in 23 talen – een hele uitdaging, voorwaar. Ik verdwijn niet helemaal; wie af en toe nog iets van mij wil lezen, kan vanaf maart op mijn gloednieuwe blog terecht: dirk.volckaerts.eu. Ziezo. Het ga u goed, geachte lezer. Ik heb u met plezier gediend.
En ik eindig met een vers van Ludwig Rellstab: “Adé, gij montere, gij vrolijke stad. Adé! (...) Ge hebt mij wellicht nooit droevig gezien, dus kan dit ook niet bij ’t afscheid geschieên!”

Dit artikel verscheen ook op brusselnieuws.be, daar kunt u bovendien ook een gesprek met Dirk Volckaerts bekijken.

Journalismfund is hiring

Vacature: projectcoördinator Fonds Pascal Decroos

2024-04-15

BRUSSEL - Fonds Pascal Decroos is één van de vlaggenschepen van de organisatie Journalismfund Europe VZW. Werkbeurzen voor journalistieke projecten worden 4 keer per jaar gedistribueerd in een competitief peer-review proces door een anonieme jury van media professionals. Om onze activiteiten in Vlaanderen verder uit te bouwen zoekt Journalismfund Europe een voltijdse projectcoördinator.